" target=_blank mce_href="
">8 december
2012 was het 32 jaar geleden dat John Lennon van de Beatles op tragische wijze werd vermoord voor het gebouw waar hij woonde toen de verdwaasde fan M.C. de beroemde zanger neerschoot.

Het tijdschrift Rolling Stone onthult dat de opgewekte en talentrijke zanger ging zitten met iemand van het tijdschrift en begon aan een interview van negen uur,  drie dagen voor hij vermoord zou worden. Men zegt dat het interview nooit volledig is bewerkt omdat redacteur Jonathan Cott bezig was met het schrijven van een overlijdensbericht.

Cott had het voorrecht te spreken met Lennon en Yoko Ono over de elpee die bekend zou worden  als Double Fantasy met zang van Lennon en Ono.
Cott herinnert zich John als ‘’vriendelijk,’’ ‘’prettig,’’ ‘’openhartig en vrolijk.’’ Het interview werd gestopt zodat Lennon kon gaan werken aan The White Album*, maar de minzame Lennon nodigde Cott en enkele mensen van zijn team uit voor het avondeten  om de gemiste tijd in te halen en verder te gaan met het interview.

In het interview praat John over zijn solowerk en over zijn werk met Yoko zoals te horen in enkele van zijn bekendste liedjes, waaronder ‘’Beautiful Boy,’’ over zijn zoon  Sean, ‘’Good Morning Good Morning’’ en ‘’Wheels.’’ Lennon neemt Cott mee in zijn muzikale verleden en vertelt over het schrijven van ‘’Yellow Submarine,’’ ‘’Imagine’’ en ‘’A Little Help From My Friends.’’

Vandaag zijn fans bij elkaar in Strawberry Field in Central Park, New York, om het idool te herdenken, zo bericht Ed Sullivan.com Bovendien werd een wake gehouden in Lennons geboortestad Liverpool. Yoko Ono sprak bij de wake de volgende woorden: ‘’Op deze tragische gedenkdag  vraag ik jullie met mij John te gedenken met diepe liefde en respect. In zijn korte leven van 40 jaar heeft hij de wereld zoveel  geschonken. En vandaag leren wij nog zoveel van hem . John, I love you!’’

*) In het originele artikel heeft men het over The White Album, maar mogelijk had dat Double Fantasy moeten zijn. (Red)

(bron: thecelebrity.com)
(Vert.: Theo de Wit)