Als mensen zo beroemd zijn dat de media er over schrijven ontwikkelen ze twee soorten ‘zelf’.
 
De ene is de zelf die ze zijn, de andere is het hologram waarover ze lezen. Voor meer dan een halve eeuw heeft Paul McCartney over zichzelf gelezen alsof het een apart, fictief karakter was met dezelfde naam als hij.  
 
In het openbaar leven, is het weer een ander verhaal. Zo was hij op een dag met mijn vrouw aan het babbelen en beschreef dat hij het warenhuis TJ Hughes in Liverpool binnen ging om decoratie te kopen voor de trouwauto van een kennis. “Hoe krijg je dat voor elkaar in zo’n drukke winkel?”, vroeg ze. “Blijven bewegen”, was zijn antwoord. “Glimlachen en gewoon blijven bewegen.”
Hoe ziet Paul McCartney eigenlijk Paul McCartney?
 
“Het is grappig,” zegt hij. “Ik word vooral beschouwd als positief en goed. Mensen kijken niet verder dan die glimlach. Ze zien de duimen die omhoog worden gestoken en denken dat het allemaal even mooi is. Dat is het niet. Achter de opgestoken duimen speelt veel meer dan dat. En ik weet ook wat, uiteraard, want ik heb de ellende meegemaakt.”
 
De term ‘ordinary people’ (‘gewone mensen’) komt voor in een aantal van je nummers….
 “Yeah. Wat zijn gewone mensen?”  Dat is inderdaad de  vraag.
“Wat is gewoon, bedoel je? Wat is normaal? Ach, dat weet je wel. Wij weten het wel. Gewone mensen? Dat zijn al die mensen daar. Al die mensen die gewoon hun ding doen. Ik hoor mezelf soms in interviews zeggen, ‘Ik ben maar een gewone vent, echt.’ En ik vermoed dat ze dan naderhand denken, “Zei hij nou echt dat hij een gewone vent is?” Want er zijn een heleboel bewijzen voor het tegendeel. Geen gewone vent is zo beroemd als ik ben. Of heeft het geld dat ik heb. Dus, lastig om vol te houden dat je gewoon bent.”
 
“Maar van binnen voel ik me gewoon, en de binnenkant daar kom ik vandaan. Dat is wie er praat. Het gaat om de binnenkant, niet de buitenkant. Ik kom uit Liverpool, ik hou echt van die nuchterheid: “Alles kits, Paul? Wat een lelijk jasje, waar heb je dat vandaan? Gatver!” Ik zeg dan gewoon “Ja, hoor, flikker toch op.” Ik ben op mijn gemak daar, ik word niet blij van (op een nette toon) “Hello Paul, tof jasje. Een Paul Smith?” Ik kan niet zo goed opschieten met dat soort mensen. Vandaar die obsessie  
voor gewoon. Ik heb nooit iets gevonden wat beter is, zo eenvoudig is het. En ik heb ernaar gezocht, hoor, neem dat maar van me aan.”
 
McCartney heeft altijd de drang behouden om zich te identificeren met de mensenmassa. Tijdens zijn tournee van 1990 zei hij mij: “We hebben Pittsburgh speciaal in het tourschema opgenomen omdat  het een arbeidersplaats is, net als Glasgow, Liverpool, Newcastle…. Ik hou van die mensen. Dat doe ik echt. Ik voel me altijd meer op mijn gemak met die massa, omdat het vertrouwd voelt, alsof ik ze ken. Als ze rijk zijn – New York yuppies bij voorbeeld – weet ik niet zeker of ik ze ken of weet wat ze denken. Dan voel ik me dus niet erg op mijn gemak. Hoewel je er toch gewoon naar toe gaat en voor ze speelt.”
 
“New York is een rijke stad. Daar komen veel mensen met overhemd en stropdas. Ook al zie ik graag een overhemd met stropdas, ik zie die niet graag bij concerten – het voetbalteam van Liverpool uitgezonderd. Die lui kwamen een keer opdagen bij een van de Wings tournees en dat was gaaf, dat mooie pak dat ze toen droegen met de rode das. Dat is o.k., dat zijn The Boys, daar kan ik mee omgaan.”
 
De ruwe, democratische geest van zijn geboorteplaats is hem altijd als een soort van sturende kracht  bijgebleven: “Ik was het kind in Liverpool dat de bus nam naar de volgende halte, Penny Lane, om daar alleen maar rond te kijken. ‘Wie woont hier?’” En dan weer terug met de bus. Daar hou ik nog steeds van, dat zit in mijn persoonlijkheid, gewoon ergens heen gaan en mensen kijken. Gisterenavond heb ik de metro genomen naar huis, we waren naar het theater geweest en konden nergens in West End een taxi krijgen. Daar kan ik me nou echt mee opladen. George  deed dat nooit. Zijn vader was buschauffeur. Ik zei altijd tegen hem, zelfs toen we beroemd waren, dat ik graag met de bus ga. Waarop hij dan (verbaasd) zei, Waarom? De bus? Je hebt een auto, man!”
“Maar ik pak heel graag de bus, want je bent dan gewoon onder de mensen. Een beetje voyeuristisch. En natuurlijk kijken ze ook een beetje naar mij, nu, omdat ik beroemd ben. Er waren er een of twee in de metro gisterenavond, die niet meer bijkwamen van het lachen. De knul met de baseball pet besloot dat hij ermee moest ophouden, zich moest beheersen, hij stapte uit bij dezelfde halte: ‘Alles goed, man? Good luck!’ En het is prima.”
 
“Ik vind het leuk om de metro te nemen. Ik heb daar geen probleem mee. Het is verfrissend en ik denk dat het goed voor je is. Het is niet gezond voor je om te denken dat je altijd de grote ster bent. Tijdens The Beatles herinnerde ieder van ons van tijd tot tijd de anderen eraan dat we dat niet waren. Ik denk dat er een groot risico schuilt in roem.”
“Je kunt in elk restaurant een tafel krijgen. Ik bel dan op en vraag: Hebben jullie een tafel vrij? ‘Sorry, Sir, we zijn volgeboekt.’ Je spreekt met Paul McCartney. ‘Oh! Natuurlijk! Mr. McCartney, alstublieft! Komt maar om 20:00 uur!’ Oh ja? Nu laat je me er wel in, hè? Klootzak. Daar hou ik niet van.”
 
En toch beweegt deze vastbesloten ‘gewone’ man zich met gemak binnen het hele scala van het populaire genre. De commerciële instincten van McCartney zijn bewezen, want hij heeft genoeg gouden platen om de Chinese Muur mee te bekleden. Maar zijn muziek was vaker leidend voor de populaire trend dan volgend. Hij is er trots op dat hij avant-garde was, dat hij experimenteerde met muziekvormen – van techno tot ballet – niet geneigd om zich aangetrokken te voelen tot het meest gangbare. 
 
Het is ontroerend hoe hij soms midden in een interview kan pauzeren en zijn hoofd schudt in stille verbazing, alsof hij haast niet kan geloven dat het over zijn eigen leven gaat. Heeft hij dit echt allemaal meegemaakt? Of was het iemand anders? Of was het een droom? In het nummer That Was Me (van het album NEW uit 2015) walsen een massa vroege herinneringen door zijn hoofd: “Als ik bedenk dat al deze zaken samen komen in één leven, dat is nogal lastig te bevatten.” Het klinkt alsof hij eerder zichzelf probeert te overtuigen dan ons.
 
“Ik heb het leven geleid van een zeeman,” zei hij eens tegen mij. “Echt waar. Noem het maar gerust een rijk geschakeerd leven. Er is zoveel gebeurd.” In 1990 werd naar elk van de vier Beatles een asteroïde vernoemd. Toen Paul het nieuws hoorde kon hij het niet geloven: “Stel je voor dat je op school zit en dat je verteld wordt dat er ooit dit ding zal zijn in de ruimte, dat jouw naam draagt.” Hij leek oprecht geschokt.
 
In zijn kantoor zag ik op een dag een beroemd schilderij hangen van de haven van Liverpool, gemaakt door de Victoriaanse artiest Atkinson Grimshaw. Dit verraste me, want je ziet er in veel huizen in Liverpool kopieën van hangen. Toen ik het wat dichterbij bekeek, zag ik dat het niet het origineel was, maar een bescheiden reproductie. Ik schat zo in, dat we of gecharmeerd zijn, of gedesillusioneerd, dat Paul daar zo’n goedkope afdruk heeft ophangen.
Krijgt hij zelf ooit het gevoel, vroeg ik, dat mensen teleurgesteld zijn als ze hem ontmoeten? “Yeah.”
 
De traditie wil dat sterren...... “…. Niet met een gewone auto naar premières komen, je hoort je op te doffen. Maar, weet je, ik leef mijn leven niet voor andere mensen. Daar heeft het allemaal mee te maken. Het is verleidelijk, want zo leven we allemaal: ‘Wat zullen we aandoen? Wat doe jij aan? Smoking? Oh, dan ga ik me ook maar netjes aankleden.’ Maar wat de mensen zo leuk vonden aan  The Beatles en alles daar omheen, was die verfrissende eerlijkheid: ‘Ik vind je stropdas lelijk…….’”  
 
Conversations With McCartney door Paul Du Noyer, Hodder & Stoughton, gebonden en ebook £ 25, net uitgekomen.
 
(Bron: liverpoolconfidential.co.uk)
(Vert.: Marijke Snel)